|
|||||
|
|||||
Oude kruidenboeken online: inhoudsopgave, tijdlijn en auteurs | Volgende pagina
Bloeitijd van het kruidenboek 2Leonhart Fuchs: De Historia Stirpium (1542)Leonhart Fuchs of Fuchsius (1501-1566) was een Duitse plantkundige en arts. Hij leefde in dezelfde tijd als Luther, door wie hij van geloof veranderde. Op twaalfjarige leeftijd ging hij al naar de universiteit en op zijn zeventiende gaf hij les op een privé-school in Grieks en Latijn, medicijnen en plantkunde. Toen hij 25 jaar was, werd hij professor aan de universiteit van Ingolstadt. Het kruidboek van Fuchs bevat bijzonder fraaie afbeeldingen. De eerste uitgave is in het Latijn. De tekst bewijst dat Fuchs zich niet door de Arabieren of door symboliek liet beïnvloeden. Fuchs ging terug naar de oude schrijvers, daarbij geholpen door zijn uitstekende kennis van het Grieks en Latijn. In 1542 verscheen ook nog een Franse vertaling, een jaar later kwamen de Duitse vertaling, New kreütterbuch, en een Nederlandse vertaling, Den nieuwen Herbarius, uit. Het boek bestaat uit 556 bladzijden en bevat 517 afbeeldingen. De oorspronkelijke versie van Fuchs' kruidboek (1542) had voor het eerst in de geschiedenis een plantkundig kunstwoordenboek. Ook verbeterde Fuchs de naamgeving. Het werk beschrijft 400 inheemse en 100 uitheemse planten. Het heeft drie registers, waarin de Duitse, Latijnse en Griekse namen staan, maar ook de apothekersnaam. Voorts is er een register waarin de kwalen en kruiden worden genoemd. In 1545 verschenen, door geldgebrek, alleen de afbeeldingen. Deze uitgave heet 'das kleine Buch'. Het geheel was kleiner en kon tegen een lagere prijs verkocht worden, want het ging niet goed met de financiële middelen van Fuchs en de drukker. Voor zijn dood zat Fuchs al aan de grond. Vandaar dat de houtblokken van de illustraties aan vele gegadigden werden verkocht. Sommigen waren zelf drukker en gebruikten deze blokken dan voor eigen uitgaven (onder wie Jan van der Loe, de drukker van het Cruijdeboeck door Rembert Dodoens, 1554). Fuchs protesteerde hier wel tegen, maar het kon niet voorkomen worden. Het plantengeslacht Fuchsia is vernoemd naar Fuchs. Weblinks
Pietro Andrea Mattioli (Matthiolus): Commentarii in sex libros Pedanii Dioscoridis de Materia medica (1544-1560)Pietro Andrea Mattioli (Matthiolus) leefde van 1500-1577. Hij was plantkundige en arts, geboortig uit het Italiaanse Siena. Na zijn studie medicijnen aan de universiteit van Padua (diploma 1523) verblijft hij achtereenvolgens in Rome, Trente en Gorizia in Italië, daarna in Praag aan het hof van Ferdinand I en Maximiliaan II, en ten slotte in Innsbruck. Tussen 1544 en 1560 publiceerde Mattioli zijn beroemde Commentarii in sex libros Pedanii Dioscoridis de Materia medica, een uitgebreid commentaar op het befaamde kruidenboek van Dioscorides met 500 fraaie houtsneden, waarvan meer dan zestig edities verschenen in het Latijn, Italiaans, Frans, Duits en Tsjechisch. Dit boek werd voor de artsen in het Europa van de tweede helft van de 16e eeuw het voornaamste referentiewerk over geneeskruiden. Mattioli geeft commentaar op Dioscorides' beschrijvingen. Hij identificeert een groot aantal van de beshreven planten en vermeldt hun geneeskrachtige eigenschappen. Zijn werk berust grotendeels op zijn eigen onderzoekingen. Mattioli's naam komt terug in het plantengeslacht Matthiola (een violier, kruisbloemenfamilie) en in Cortusa matthioli (alpenklokje). Weblink
Lonicerus: Naturalis historiae opus novum (deel I 1551, deel II 1555?)Lonicerus (Adam Lonitzer) (1528-1586) was een Duitse natuuronderzoeker, arts en botanicus. Al op de jeugdige leeftijd van 13 jaar begon hij met z'n studies aan de universiteit van Marburg (filosofie en medicijnen). In 1545 verwierf hij de titel magister artium. Nadat hij enige tijd in Frankfort oude talen had onderwezen, wijdde hij zich geheel aan de studie van de geneeskunde (Frankfort, Mainz, 1545-1553). In 1553 rondde hij deze studies af en verwierf hij zijn doctorsbul. In hetzelfde jaar werd hij professor in de wiskunde aan de universiteit van Marburg. In 1554 werd hij stadsgeneesheer van Frankfort en Mainz. Vanaf 1550 hield Lonicerus zich bezig met plantkunde, waarbij de door hem bestudeerde kruiden vooral vanuit medisch-farmaceutische aspecten werden beschreven. Uitgaande van oudere kruidenboeken maakte hij nieuwe afbeeldingen en beschreef hij de planten, onder meer de uiterlijke kenmerken, en vermeldde van algemeen voorkomende planten de vindplaatsen. Het resultaat van zijn onderzoekingen legde hij vast in Naturalis historiae opus novum, een uitgave in twee delen (1551, 1555). Bij veel planten die hij beschreef, geeft hij raadgevingen voor praktische toepassingen. In het kruidenboek van Lonicerus treft men voor de eerste maal een beschrijving aan van moederkoren (Claviceps). De oorspronkelijke Latijnse editie van het kruidboek werd ook in het Duits vertaald. Bij elkaar verschenen er binnen een kwarteeuw 20 herdrukken van. Het geslacht kamperfoelie is door Linnaeus, als eerbetoon aan Lonicerus, Lonicera genoemd. Weblink
|