|
|||||
|
|||||
SignatuurIn de monografieën over planten die op deze website zijn te vinden, wordt bij elke plant ook aandacht besteed aan de signatuur van die plant. Wellicht, beste lezeres of lezer, heeft u dit telkens overgeslagen of heeft u het met verwondering gelezen. Die verwondering wil ik u geenszins ontnemen, want in-verwondering-zijn is een van de meest creatieve instellingen die een mens kan hebben. Maar mogelijk is het van enig nut een paar dingen over de signatuur van planten uit te leggen. Ik wil het daarbij simpel houden, en ga dus niet in op de geschiedenis van de signatuurleer, noch op het verband tussen kosmos, plant en mens. Dit zou veel te ver voeren. In dit artikel wil ik alleen de "regeltjes" belichten die bij het werken met signatuur van belang zijn. En die regeltjes ook toelichten aan de hand van een reeks voorbeelden. Overigens, wie toch meer over signatuur wil weten, zij verwezen naar enkele boeken en web-links, die onderaan dit artikel zijn vermeld. ParacelsusDe signatuurleer (Duits: Signaturenlehre, Engels: doctrine of signatures) gaat voor een belangrijk deel terug op Paracelsus (1493-1541). Volgens hem dienen alle planten op aarde tot heil van de mensheid. De Schepper zou aan alle planten die geen duidelijke functie als voedsel- of vezelplant hebben, een kenmerk (signatuur) hebben meegegeven dat het gebruik aanduidt. Een hartvormig blad zou zo dus wijzen op een werking op het hart. Evenzo zou een levervormig blad erop duiden dat er een heilzame werking op de lever vanuitgaat (en bijvoorbeeld tegen geelzucht gebruikt kan worden). De rode, naar blauw verkleurende bloemen van longkruid samen met de witgevlekte bladeren zouden wijzen op een werking op de longen (nog altijd wordt zuurstofrijk bloed in handboeken voor biologie en geneeskunde met rood aangeduid, zuurstofarm bloed met blauw). Enzovoort. Zo zijn er vele voorbeelden waarbij de leer van Paracelsus lijkt te kloppen. Er zijn echter nog veel meer voorbeelden waarbij de signatuurleer niet klopt. Tegenwoordig omvat de signatuurleer veel meer dan alleen aanwijzingen op grond van vorm, kleur, beharing, geur, smaak e.d. Het hele wezen en karakter van de plant komen aan bod, waarbij ook de groei- en bloeiwijze, de structuur en de totaalindruk in de beschouwing worden betrokken. Maar men kan nog verder gaan: ook het milieu van een plant, de bodemgesteldheid, het klimaat, de breedtegraad, de andere planten en dieren waarmee een plant in een bepaald biotoop groeit, al deze zaken vallen eigenlijk onder signatuur. Het is dus een heel complexe materie. En in feite is het dan ook te simpel om geneeskrachtige eigenschappen van een plant te correleren aan slechts enkele kenmerken als kleur, vorm en dergelijke. In dit verband geef ik graag een citaat uit de inleiding van het boek "Flora's kus" door Willem Beekman en Frans Olofsen (2000), dat relativerend kan werken:
AlgemeenBij de signatuurbeschrijving van een plant wordt deze als een geheel én in zijn onderdelen bekeken. De volgende elementen komen daarbij telkens terug:
DriegeledingIn de structuur of de bouw van een plant kan onderscheid gemaakt worden tussen drie geledingen: een onderpool, gevormd door de wortel(s); een bovenpool, gevormd door het bloemgebied; en een middengebied, dat beide polen verbindt en de stengel en de bladeren omvat. Deze driegeledingsstructuur van de plant vindt men terug bij de mens, maar dan in omgekeerde volgorde. BovenpoolOnze bovenpool - hoofd, hersenen (zenuw/zintuigstelsel) - is analoog aan de wortel(s) van de plant, bij beide inhoudelijk een grijswitte massa. OnderpoolOnze onderpool - het buikgebied (stofwisseling, spijsvertering), het ledematenstelsel - komt overeen met het bloemgebied van de plant; bij beide bevinden zich daar de geslachtsorganen; de bloem bevat nectar (suikers: honing), in de darmen van de mens worden koolhydraten omgezet tot enkelvoudige suikers die in het bloed worden opgenomen. MiddengebiedOns middengebied - ruggegraat, hart, longen, ook ritmegebied genoemd - komt overeen met het stengel- en bladgebied van de plant; de stengel vormt evenals de wervelkolom de hoofdstructuur, en de ritmische processen van ademhaling en bloedsomloop zijn te vergelijken met de gaswisseling en assimilatie via het blad van de plant. Deze omgekeerde analogie in driegeleding heeft te maken met de stofwisseling (opname van zuurstof en afgifte van koolzuur of kooldioxide): de plant ademt zuurstof uit en neemt koolzuur uit de lucht op, bij de mens is dit omgekeerd. Met deze gegevens wordt bij de medicinale toepassing van een plant rekening gehouden. Zo heeft de wortel van een kruid vaak specifiek invloed op hoofd en hersenen; de stengel en bladeren werken vooral op het gebied van hart, longen en het skelet; de bloemen en zaden vooral op het buikgebied. Groei- en bloeiwijzeDe driegeleding komt weer terug in de groeiwijze, stand en gerichtheid van de bloemen: Naar boven gerichtNaar boven gerichte (op de kosmos georiënteerde) planten hebben bloemen die duidelijk omhooggericht zijn, open voor de zonnekracht. Het zijn vaak ook bloemen die geel zijn en met de zon meedraaien. Deze kruiden werken op de onderpool en stimuleren in het algemeen de levenskracht: zonnevlechtgebied, hart, lever. Deze kruiden worden wel met het extraverte karaktertype in verband gebracht.
Naar de aarde gerichtNaar de aarde gerichte planten hebben klokvormige en hangende bloemen, die vaak donker paarsblauw van kleur zijn. Deze kruiden werken harmoniserend op de bovenpool bij zwaarmoedigheid en depressie en staan symbool voor de introverte mens.
Horizontaal gerichtPlanten met horizontaal gerichte bloemen duiden op verbinding, contact tussen mensen. Op lichamelijk niveau bevinden we ons dan in het middengebied, waar "uitwisseling" plaatsvindt. Deze kruiden - vele behoren tot de lipbloemenfamilie - werken dan ook vaak op de bloed- en zuurstofcirculatie.
WortelVorm en groeiwijze van de wortel van een plant staan in verband met bepaalde werkingen op het zenuw/zintuigstelsel (de hoofdpool) en de psyche: PenwortelPlanten met een penwortel bevorderen de aarding van de mens, helpen hem vaste grond onder de voeten te krijgen.
KruipwortelEen stevige kruipwortel staat voor kracht en onuitroeibaarheid. Planten met een kruipende wortelstok zijn veelal sterk, echte pionierplanten; ze ontzuren braakliggend terrein, verbeteren de aarde en maken deze klaar voor andere planten. Zulke planten werken bij de mens ook ontzurend en bevorderen het regeneratie- en doorzettingsvermogen, de weerstand.
Vorm en textuur van de stengelRondEen ronde stengel duidt vaak op een milde, verzachtende, harmoniserende werking.
Hoekig of vierkantEen hoekige of vierkante stengel duidt op weerstand en stevigheid.
VerhoutEen verhoute stengel zegt iets over de weerstandsverhogende eigenschappen van een plant.
HolEen holle stengel correspondeert met overeenkomstige holle delen in het lichaam, zoals de luchtpijp en slokdarm.
BeharingBeharing van de stengel (en het blad) geeft aan dat het kruid werkzaam is op de huid, de haren en de slijmvliezen (dit is "huid" aan de binnenkant van het lichaam).
Doornen en stekelsDoornen en stekels aan de stengel geven te kennen dat de plant weerstandsverhogend, "prikkelend", stimulerend en koortsopwekkend is.
Blad(vorm)In het blad komt het "conflict" tussen groeikracht en vormkracht (of samentrekkende kracht) tot uiting. De vormkrachten zorgen ervoor dat alles zijn eigen, specifieke vorm krijgt en behoudt en niet ongebreideld naar alle kanten doorgroeit. De groeikrachten worden door de vormkrachten ingetoomd en geven deze structuur. Zo overheerst bij kleine of diep ingesneden bladeren de vormkracht, bij grote bladeren de groeikracht. Kleine, fijnverdeelde bladerenKleine, fijnverdeelde bladeren wijzen op een sterk samentrekkende kracht in het blad, maar werken in de mens vaak juist ontkrampend.
Grote bladerenGrote bladeren (expansie) hebben weinig samentrekkende kracht in zich, maar werken dan juist samentrekkend in de mens. De inhoudsstof die hiermee verbandt houdt, is looistof, een stof die in de meeste roosachtigen voorkomt.
Behaard of zacht viltig bladBehaard of zacht viltig blad geeft een werking aan op huid, haren en slijmvliezen van het luchtweg- en spijsverteringsgebied.
Sterke nervatuurEen sterke nervatuur duidt op een werking op het zenuwstelsel.
KleurDe kleur van een plant, en in het bijzonder die van de bloemen, correspondeert met bepaalde organen of orgaansystemen en ziektesymptomen of geeft een bepaalde werking aan. Daarbij dient men onderscheid te maken tussen hoofdkleuren en mengkleuren. Bij mengkleuren is de werking van een plant ruimer, maar ook milder, want de werking van twee of meer kleuren is er dan in samengebracht. Ook verschillende kleurschakeringen van dezelfde kleur kunnen op verschillende werkingen duiden. RoodHart, bloed en bloedvaten; energie. Oranje (mengkleur van rood en geel)Gebied van zonnevlecht, hart, lever, bloed; reinigend, levenskrachtbevorderend, bloedstelpend. Geel
Groen
BlauwVerkoelend bij koorts en ontstekingen; vooral keel, luchtwegen, longen. Paars/Lila/Violet (mengkleur van blauw en rood)Werkt zowel stimulerend als kalmerend/harmoniserend; psyche, zenuwstelsel. Roze (mengkleur van rood en wit}Afgezwakte vuurkracht; milde werking op het bloed. Bruin (mengkleur van rood, geel en blauw)Geeft rust en harmonie, een bron van natuurlijke kracht, geeft een heel brede werking aan; in het bijzonder rustgevend bij oververmoeidheid en lichamelijke uitputting. Wit (samenvoeging van alle kleuren)Verzachtend, kalmerend en harmoniserend; bij ontstekingen, ziekten van de vrouw, en voor het zenuwstelsel. Enkele oefeningen met signatuurSalie, een blaadjeOpvallend is de textuur van het blad: bobbelig, papilachtig, grijsachtig van kleur, als een tong. Dit duidt op een werking op het mond- en keelgebied: hogere luchtwegen, keel, strottehoofd, mondholte. Gorgelen met saliethee is heel goed bij keelpijn. Elke dag een blaadje salie in de mond is desinfecterend en helend (verzorgend). Aften kunnen worden aangestipt met salie(tinctuur). Echt walstro, een takjeBloemen zijn geel. De kleur geel hoort bij de spijsvertering. Veel kruiden met gele bloemen werken prikkelend op lever en darmen. Zo ook walstro. De geur van de bloemen is vriendelijk, zacht, een beetje weeïg; de smaak is bitter. De geur verwijst naar een werking op het zenuwstelsel. Bitter werkt op de spijsvertering, in dit geval ontkrampend. Het blad is fijnverdeeld, verraadt dus sterke vormkracht en vormkracht geeft aan dat er een ontkrampende werking vanuit gaat. Lavendel, een bloeiende plantDe blaadjes zijn heel klein, lancetvormig. Dit duidt op samentrekkende vormkracht > is ontkrampend, geeft ontspanning, rust, kalmte. De bloemen zijn paarsblauw en geuren zoet en zacht. Paars geeft een werking op het zenuwstelsel aan, een zoete geur ook. Deze twee gaan vaak samen. VrouwenmantelHet blad "wil niet plat liggen", voelt tamelijk hard aan, maar is aan de binnenzijde (bovenkant) mooi behaard. Het brede, niet ingesneden blad is een teken dat het blad wil doorgroeien, de groeikracht is sterker dan de vormkracht. In het lichaam werkt de plant dus samentrekkend. Dat het blad wat hardig aanvoelt, komt door de erin aanwezige looistoffen (deze zijn ook samentrekkend!). De zachte beharing van het blad "signaleert" een werking op de slijmvliezen. Vrouwenmantel grijpt in waar het nodig is (in het vrouwelijke lichaam), vooral in de bloedcirculatie: het kruid werkt zowel bij een pijnlijke, geremde menstruatie als bij een te sterke. Vrouwenmantel heeft ook een werking op de baarmoeder (blad vormt als het ware een kommetje, is omhullend en zacht aan de binnenzijde). De bloemen zijn geelgroen. Groen verwijst naar het hart, geel naar het gebied van de zonnevlecht > bovengedeelte van het spijsverteringsstelsel, maag, pancreas. Vrouwenmantel (tinctuur) kan worden ingezet bij hypoglycemie (aandoening van de pancreas). GoudsbloemHeeft aanvankelijk één stengel, later vertakt die zich, voelt harig aan. Als je er veel van plukt, voel je de hars. De bloemen zijn oranje. Oranje wijst op een milde werking op het bloed en de spijsvertering. Ook: op vitamine A (betacaroteen), dat goed is voor huid en slijmvliezen. De beharing geeft ook aan dat goudsbloem een huidkruid is. Inderdaad is de goudsbloem een van de beste kruiden voor de huid: antibacterieel en goed voor de wondheling (door de inhoudsstof allantoïne). KamilleHet blad is heel diep ingesneden, fijngeveerd. De bloemen zijn wit en geel. De vormkracht van het blad duidt op een ontkrampende, ontspannende werking. De bloemkleur geeft aan dat er een werking op het stofwisselingsgebied is (geel) en dat die werking ook verzachtend is (wit). Kamille is heel goed bij darmkrampen en bevordert de slaap. RozemarijnDe blaadjes zijn klein, heel smal, lancetvormig. Dit duidt op grote vormkracht, dus ontspanning in het lichaam. De stengel is vierkant, aan de onderzijde verhoutend en dit wijst op weerstand. Rozemarijn is ontkrampend en activerend tegelijk (werkt op de bloedcirculatie). 's Avonds je haar wassen met rozemarijnshampo is niet aan te raden, je wordt er erg wakker van. KoningskaarsHet blad is zachtbehaard, de bloem is heel lichtgeel, met paarsrode meeldraden. Het behaarde blad geeft een werking aan op huid en slijmvliezen (vooral die van de luchtwegen). De lichtgele bloem duidt op een "zwavel"werking, het reinigende vuur. De koningskaars is een schoonmaker. Het paarsrood van de meeldraden laat zien waar: het bloed. Behaarde planten, zoals goudsbloem, koningskaars, driekleurig viooltje, slangekruid, bernagie, smeerwortel, longkruidBeharing duidt in het algemeen op een werking op de huid en slijmvliezen (huid = "buitenhuid", slijmvliezen = "binnenhuid"). Ruw behaarde planten werken vooral op de huid en op de slijmvliezen van de luchtwegen. Dit zijn slangekruid, bernagie, smeerwortel, longkruid. Goudsbloem en smeerwortel hebben bovendien als inhoudsstof: allantoïne (wondhelend). Bij de smeerwortel zit deze stof in de wortel. Zachte, fijne beharing wijst meer naar inwendig gebruik, bij ontsteking van de slijmvliezen, zoals van de blaas, de longen, de holten in het hoofd. Koningskaars werkt heel goed op de holten van het hoofd. Bernagie werkt weer meer op de luchtwegen. Driekleurig viooltje is goed bij eczemen. CitroenmelisseDe stengel is vierkant, de bloempjes zijn wit, geuren zacht. De stengel duidt op weerstand. De bloemen (kleur en geur) duiden op rust, kalmte, harmonie. Het kruid werkt ontspannend, slaapbevorderend. Sint-janskruidDe bloemen zijn geel, naar de zon gericht. Naar de zon gerichte bloemen hebben effect op een depressieve natuur. Gele bloemen staan in verband met het middengebied van het lichaam, het gebied rond de zonnevlecht (waar de lever en de gal zich bevinden). Sint-janskruid heeft een milde werking op deze organen. De stengel lijkt rond, maar aan twee zijden loopt een duidelijke richel (stijl) over de stengel; bovendien verhout de stengel snel. Kantige stengels (vooral vierkante stengels, zoals bij alle lipbloemigen en bijvoorbeeld ijzerhard) zeggen iets over weerstand. Hetzelfde geldt voor verhoute delen. Zulke planten helpen onze weerstand te verhogen. Een combinatie van beide kenmerken wijst dan zeker in die richting. Sint-janskruid is een goed middel bij een milde depressie. Ook de gele bloemen, die het zonnige aangeven, wijzen in die richting. Een plant nader uitgewerkt: de agrimonieGebaarDe agrimonie (Agrimonia eupatoria) is een overblijvend kruid. In het eerste levensjaar ontwikkelt het ontkiemend zaad (dat pas ontkiemt als de vrieskou eroverheen is gegaan) zich tot een wortelstok, waaruit een bladrozet wordt gevormd. Deze rozetbladen sterven in de herfst af. Er vormt zich een winterknop die bovengronds overwintert, in de omhulling van de sterk vergrote steunblaadjes. In het tweede jaar groeit uit deze winterknop, in één beweging, een rechtopgaande, enigszins broze maar niettemin fiere stengel, aanvankelijk met fraai geveerde, grote bladeren, die allengs kleiner worden. Wanneer de bloei-impuls inzet, groeit de stengel verder als bladerloze bloeiaar. Er ontstaan nu talrijke bloemknoppen. De onderste gaan het eerst open en bloeien drie dagen. Terwijl de uitgebloeide bloemen zich tot vruchten ontwikkelen, gaan hogerop aan de stengel nieuwe bloemen open. De uitgebloeide bloemen (d.w.z. de kelk; de verwelkte kroonblaadjes vallen af) maken een beweging van kosmos-gericht naar aarde-gericht: de vruchtjes gaan hangen. Tijdens en na de bloei blijft de stengel doorgroeien. De hogergelegen stengelleden zijn dan ook beduidend groter dan de onderste. Na het bloeiseizoen sterven stengel en bladeren geleidelijk af. Ondergronds vormen zich intussen één of meerdere (nooit vele) nieuwe knoppen aan de wortelstok. Deze knoppen overwinteren ondergronds, de schutblaadjes overlappen elkaar en zijn wit. Uit deze nieuwe winterknoppen ontwikkelt zich in de volgende lente de nieuwe generatie. SignatuurGroeiwijzeDe agrimonie komt zelden massaal voor, ze groeit meestal in verspreide exemplaren of in enkele exemplaren bijeen. Dit duidt op zelfbewustzijn, moed, vertrouwen in eigen kracht. Innerlijke vreugde en echte vrolijkheid laten zich door alleen-zijn niet ontmoedigen. BloemDe bloem is goudgeel. Dit geeft aan dat er een werking is naar het hart, bovenste gedeelte van het spijsverteringsstelsel, met name de lever. Agrimonie geeft energie, levensblijheid, zonnigheid, vrolijkheid, jovialiteit, men wordt weer "fris van de lever". [Volgens de sympathieleer worden geel en de lever beide geregeerd door de planeet Jupiter. Het woord jovialiteit hangt nauw samen met Jupiter - Jovis is in het Latijn de tweede naamval van Jupiter.] StengelDe stengel is rond. Dit duidt op een verzachtende en harmoniserende werking. Er is een groeibeweging in tweede en volgende jaren: doelbewust op weg zijn naar het bloeiproces. BeharingStengel en blad zijn beide behaard. Dit geeft aan dat er een werking is op de huid en de slijmvliezen. BladVorm, ritme, harmonie (het blad is tamelijk grof gezaagd en afgebroken geveerd, d.w.z. dat zich tussen de grote "veren" kleinere blaadjes bevinden, de grote en kleine bladen wisselen elkaar af) kunnen een aanwijzing zijn in de richting van een harmoniserende werking (tonicum). BloeiaarEr worden tijdens de bloeiperiode steeds nieuwe knoppen gevormd, er gaan nieuwe bloemen open, terwijl uitgebloeide verwelken. Dit is een teken van vitaliteit en gelijkmoedigheid: acceptatie van de dood in het leven. De top van de stengel is vaak licht geknikt, maar staat niettemin fier omhoog. Dit geeft misschien iets aan van de "strijd" die de agrimonie voert, een strijd waarin de plant uiteindelijk zegeviert. VruchtAan de vrucht ontstaan stekeltjes (borstelharen), die wijzen op een prikkelende, activerende werking. De neerwaartse beweging van de rijpende vrucht zou erop kunnen duiden dat échte vrolijkheid op de vorm moet worden veroverd: het zaad moet eerst in de aarde en - letterlijk - door de vrieskou, om zijn essentie: jovialiteit te kunnen openbaren; de "negatieve" emoties, die de levensenergie blokkeren, moeten worden losgelaten. WortelDe wortel is een (kruipende) wortelstok. Dit is een teken van kracht, weerstand. Geur en smaakDe geur van de agrimonie is zacht aromatisch, de smaak wat bitter. Dit is gecorreleerd aan de inhoudsstoffen: etherische olie en bitterstof. Het is een teken, samen met de gele bloemen, dat de plant een gunsige werking op de algehele constitutie heeft. Agrimonie wordt dan ook aangeduid als een zgn. amarum aromaticum, een plant met een toniserende werking. Karakter van de plantHet karakter van de plant zou men dan kunnen omschrijven als: doelbewust naar het licht strevend; fier, moedig de confrontatie willen aangaan, zonder star of serieus te worden; vredig, luchthartig en vrolijk - van binnenuit - blijven. Bloesemremedie AgrimonyDit komt dichtbij de definitie die Dr. Edward Bach van de bloesemremedie Agrimony gaf:
Dus de ware vreugde komt in de plaats van de gespeelde vreugde, kenmerkend voor wie zijn zorgen tracht te verbergen achter humor en opgewektheid. Dr. Bach zei van de agrimonie:
Literatuur
Weblinks
R.van der Hoeden |