|
|||||
|
|||||
De volksnamen van onze planten (Uittien) Grappige namenSommige namen zijn bepaald als grappig bedoeld. Natuurlijk valt erover te twisten of ze echt humoristisch zijn. Er is immers zo'n verscheidenheid in humor, van de sappige gein tot droge komiekerigheid. Maar hier gaat het over volkshumor, een apart genre, dat men moet nemen zoals het uitvalt. De ware humor is een eigenschap van de beschouwer en niet van het voorwerp van zijn glimlach. Wie zijn medeschepselen met meewarige liefde bekijkt, kan overal humor in ontdekken. Voor hem zijn misschien alle volksnamen, voorzover ze echt en typisch zijn, humoristisch. Dat bedoel ik natuurlijk niet. Ik heb alleen het oog op namen die lachend gegeven zijn, desnoods alleen omdat ze er enigszins naast zijn. SpotrijmpjesGrappig bedoeld zijn zeker de spotrijmpjes, bijvoorbeeld: knop-aover-drie-dagen-stao-k-weer-op voor de heermoes in Deventer. H. Heukels ("Woordenboek der Nederlandse volksnamen van planten", 1907) geeft als bekend rijmpje over de lastigheid van Avena fatua, de oot, voor Aardswoud op Oot, Dat oot is een oud woord voor haver, in het Angelsaksisch was het al ate, in het moderne Engels nog oat, maar volgens H.C. van Hall ("Neerlands plantenschat of landhuishoudkundige Flora", 1854) menen sommige boeren in Groningen dat de aot zo heet omdat het zo 'gehaot' is. Over de distels zijn in Zuid-Holland rijmpjes in zwang zoals: Stekelen breken is stekelen kweken, Of: Stekelen maaijen is stekelen zaaijen; Dat geeft Van Hall voor de Beemster op. Maar versjes zijn geen namen, zult u zeggen. Nu, het kan ook kort maar krachtig. In een groot deel van ons land, voornamelijk Friesland, Groningen en West-Friesland, heet de distel Cirsium palustre kale jonker. Daar in het noorden schijnt men het niet op jonkers begrepen te hebben, dat ze een onkruid naar hen noemen. Dat is duidelijk, maar wat is het eigenlijk het punt van overeenkomst? Alleen de ongewenstheid? Of de kaalheid van de stengel, vergeleken met de armoe van jonkers (armoede geldt bij het volk als een ernstige ondeugd)? Of de bewapening misschien (de stengel is tot bovenaan duidelijk stekelig gevleugeld)? Me dunkt alledrie. Van top tot teen één wapen Dit begin van een gedicht is ook van een Groninger. Misschien speelde hem de naam kale jonker daarbij door het hoofd. De naam is in elk geval tekenend, al kan ze m.i. in humor niet halen met het woord lawyers (advocaten), dat de Engelsen geven aan de oude stekelige takken van rozen en bramen, die je niet meer loslaten, als ze je eenmaal beet hebben. Meisjestrouw, Els, KleefkruidOm de ereprijs (Veronica) meisjestrouw te noemen, zoals men volgens Heukels aan de Veluwezoom doet, is niet origineel. Männertreu is een welbekende Duitse naam voor de ereprijs, omdat de bloem zo spoedig afvalt. Van Nigritella, een orchideetje, vertelt men in Zwitserland dat ze Männertreu heet vanwege de zeldzaamheid. Erg praktisch is zo'n naam niet: er zijn zoveel zeldzame planten. De els (Alnus) heeft zwarte houten vrouwelijke katjes, die als uitgekauwde pruimen jarenlang aan de boom blijven hangen en soldatenpruimen (Groningen), Jodentabak (noorden van de Veluwe) of tabakjes (Zuid-Vlaanderen) heten. De boom wordt daarom in Rotterdam wel keessieboom genoemd. Galium aparine, het kleefkruid, heet in sommige streken Jan-plak-an, en het driekleurig viooltje (Viola tricolor) heet achterumkiekertjes (Veluwezoom, Deventer) of grilkieker (Groningen, Twente, Salland. De Graafschap), omdat men in de bloem, zeker evengoed als in de naam, een gezicht kan herkennen Van magere mannen en apostelenErophila verna, de vroegeling, die de armste zandgrond voor lief neemt en bereid is te bloeien als er nog niets boven de grond komt in het voorjaar, wordt treffend armoedje of magermannetje in Zuid-Limburg of mensenwet in Zuid-Holland genoemd. Euonymus europaeus, de (wilde) kardinaalsmuts met de mooi oranje gekleurde zaden, heet in de duinstreek wel verborgen-oranje-klantjes. Fritillaria imperialis, de keizerskroon, heet in Vlaanderen twelf apostelen. Wie waren Adam en Eva?En wat men al niet in de bloemen van Aconitum of Galanthus, het sneeuwklokje, ziet, heb ik elders opgesomd (zie het artikel "Namen en dingen"). De eerste heet ook wel Adam-en-Eva. Ook de witte dovenetel (Lamium album) met zijn twee stellen meeldraden schijnt het volk aan het eerste mensenpaar te doen denken. Wat hebben die vanouds de fantasie gewekt! Overal waar twee gelijke dingen voorkomen, moeten het Adam en Eva zijn. In Drente heet Orchis morio, de harlekijn, soms Adam-en-Eva-bloemen (de meeste andere orchideeënnamen zijn bij het onwelvoeglijke af of ver eroverheen) en de kinderen in Indië (Indonesië) noemen Tradescantia discolor, waarbij de bootvormige schutbladen twee bloeiwijzen omsluiten, die meestal elk één geopende bloem dragen, Adam-en-Eva-in-het-schuitje, hoewel Genesis van geen bootje gewag maakt. [Vergelijk de Engelse namen voor Tradescantia spathacea: boat lily, cradle lily, (three) men in a boat, Moses in his cradle.] In mijn kinderjaren maakte een tuinman eens een vrucht van de pimpernoot (Staphylea pinnata) voor mij open, om te laten zien dat er twee witte zaadknoppen in zaten. Dat waren Adan en Eva, vertelde hij. Het maakte toen een diepe indruk op mij: de plaats herinner ik me nog precies en ik zou die naam zeker verder verteld hebben, als die plant ergens in mijn kinderlijk bereik gegroied had. Zó ontstaan geloof ik de volksnamen. Vlijtig LiesjeLuzula (veldbies) heet schoorsteenvegertje in de Graafschap en Nigella damascena juffertje-in-het-groen en wie weet niet wie vlijtige Liesje is? Dit plantje, Impatiens walleriana (eertijds Impatiens sultanii), werd vroeger wel kamerbalsemien genoemd. De naam komt uit Duitsland als fleiszige Liesl. De Finse auteur Lange schrijft ("Fynske plantenavne og Folkeminder om Planten", 1932), dat er vroeger in Denemarken Malvastrum capense (Anisodontea capensis), een soort uit de kaasjeskruidfamilie, mee bedoeld werd en ook nu nog [1946] in catalogi van kwekers. Dat zou ook de soort zijn die Fritz Reuter op het oog had. Later werd de naam overgedragen op andere planten, bijvoorbeeld de Begonia 'Gloire de Lorraine' en tegenwoordig heeft Impatiens walleriana de naam vrijwel geheel geannexeerd. H. Marzell ("Wörterbuch der deutschen Pflanzennamen", 1937) zegt dat er in Duitsland meestal Begonia semperflorens (Begonia carrierei), maar daarnaast ook wel Impatiens balsamina, de balsemien, mee wordt aangeduid. Met de vlijt van Liesje wordt haar eeuwige bloei geprezen. Hoe-langer-hoe-lieverHoe-langer-hoe-liever is ook een vreemde oosterling. Heukels geeft de naam op voor Viola tricolor (driekleurig viooltje) en voor een zeldzame Ajuga-soort (zenegroen), beide zonder vermelding van een bron. Uit Vlaanderen wordt hij vermeld voor het moerasvergeet-mij-nietje (Myosotis scorpioides), waarbij het zich op de tijdens de bloei verlengende bloeiwijzen zou kunnen slaan, maar de naam is het meest genruikt voor Saxifraga umbrosa (Saxifraga x urbium), Joost mag weten waarom. Grappig is een mop niet meer, als men de clou verkeerd vertelt. Die Saxifraga heeft wel typischer namen, zoals Mennistenzusje (Veluwezoom, West-Friesland, Waterland) of Mennistenjüfferke in Oost-Friesland. De benaming moet zijn ontstaan in een tijd dat de mennisten of doopsgezinden zich nog onderscheidden door een opvallend eenvoudige kleding. De dames droegen toen meest japonnen met een patroon van grote, bonte bloemen, bij de doopsgezinde vrouwen evenwel waren ze klein en zedig van kleur. Zo werd - niet zonder spot - de naam mennistenzusje gegeven. Aldus W. Huynink in "De Levende Natuur" 33, blz. 220. In hetzelfde tijdschrift (jaargang 7, blz. 172) schreef J. Hartog: 'In de "Nederlandsche Spectator" I (1749) lees ik op blz. 210 in een aanval op de zoogenaamde eenvoudigheid der Mennisten: « Ondertusschen bestaat een goed gedeelte van de nederigheid der zuivere Menniste Vrijsters en oude Matronen in den verkirring van net geschilderde of ingewerkte kleine blomtjes, en digt in elkander loopende randjes, of andere bijna onzichtbare figuurtjes op haare kleederen te dragen, waaronder niet zelden een prachtig goud Horlogie of garnituur van 't zelfde metaal verborgen zit, enz.»' Hieruit maakte ik indertijd de gevolgtrekking, dat de fijn bewerkte bloempjes met die in elkander lopende randjes (le désespoir des peintres) aan die kleding der mennistenzusjes haar naam ontleenden. Ook die Franse naam is in ons land geïmporteerd, als schildersverdriet. In het Duits vind ik Je-länger-je-lieber eveneens opgegeven voor Viola tricolor, Ajuga chamaepitys en Myosotis palustris, niet voor Saxifraga. Tenslotte geeft Heukels (blijkbaar uit Van Hall overgenomen) hoe-langer-hoe-liever ook nog op voor de bitterzoet, Solanum dulcamara. In de Duitse kruidboeken van de vijftiende en zestiende eeuw komt dat herhaaldelijk voor en Van Ravelingen, de bewerker van de Dodonaeus-uitgave van 1644, neemt de in Duitsland gebruikelijke verklaring over: 'de bitterheydt vergaet allenghskens ende verkeert in eenighe soetigheydt; daerom heetet Je-lenger-je-lieber in 't Hooghduytsch'. Bitterzoet bevat namelijk een bitter glycoalkaloïde, dat onder inwerking van het speeksel in suiker wordt gesplitst. Tegen deze voor de hand liggende verklaring verzet zich Chr. Stapelkamp echter in zijn artikel "Enkele volksnamen van de Solanum Dulcamara", in "Saxo-frisia", 1940, blz. 23-27, op grond van het feit dat de naam in Duitsland vaker gegeven wordt aan de kamperfoelie (Lonicera), die zich door lange uitlopers in de struiken omhoog werkt. Hier wijst dus deze benaming op de lange stengels en van een smaakverandering bij voortdurend kauwen is bij dit gewas geen sprake. Het ligt dus voor de hand, dat deze naam voor bitterzoet in dezelfde richting wijst, omdat ook zij lange scheuten maakt. Dat klopt dan geheel met de gevonden betekenis van de naam schotholt (scheutholt) en walschot, zegt Stapelkamp [walschot, omdat de plant op of langs wallen groeit en lange scheuten (schot) maakt; dit 'schot' zit ook in de naam schotwilg (Salix alba)]. De moraal van dit verhaal is, dat men een grap niet te ver moet analyseren, op gevaar af de humor op de vlucht te jagen. Reden, waarom ik hiermee mijn opsomming van grappige namen maar zal staken, om u het genoegen aan de volksnamen niet te vergallen. Het zoete zou bitter kunnen worden, door er te lang op te kauwen. Bron:
|