|
||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||
Project Rembert Dodoens (Rembertus Dodonaeus) / Een beknopte bibliografie
Volledige titel
Technische gegevens[op de laatste bladzijde van het boek, onder het 'Register van die cracht ende Werckinghe']
Informatie over de inhoud
Dit is de eerste editie van het Cruijdeboeck. Het was het meest verspreide kruidboek in de zestiende en zeventiende eeuw en werd in het Frans vertaald door Carolus Clusius en in het Engels door Henry Lyte, en tenslotte in het Latijn door de auteur zelf, telkens met herzieningen en aanvullingen (zie verderop in deze bibliografie). Van deze Latijnse editie - Stirpium historiae pemptades sex (1583), het laatste werk van Dodoens - verscheen weer een Engelse uitgave, die grotendeels bestaat uit een vertaling en bewerking door John Gerard.
De titelprent
De mooi uitgewerkte afbeelding op de titelpagina bevat de volgende elementen: Titel van het Cruijdeboeck 1e editie 1554 Boven in het midden, in een medaillon, het wapen van koningin Maria van Hongarije en Bohemen, regentes van de Nederlanden, aan wie het Cruijdeboeck is opgedragen. Dit wapen vormt ook de achtergrond in de grote beginkapitaal van Dodoens' opdracht (tevens inleiding) aan koningin Maria van Hongarije en Bohemen. Vergelijk:
Aesculapius of Asklepios, zoon van Apollo, god van de geneeskunst, en Pomona.
|
Aesculapius of Asklepios, zoon van Apollo, god van de geneeskunst, en Pomona. Pomona was een boomnimf, die zich geheel wijdde aan het verzorgen van haar tuin en het kweken van fruit. Ze had een voorliefde voor appels. In haar rechterhand had ze altijd een snoeimes, waarmee ze overdadige groei in toom hield en enten maakte. Ze zorgde er natuurlijk ook voor dat haar planten voldoende water kregen. Deze bezigheden waren haar grote passie, voor de liefde had ze geen enkele belangstelling. Voor de zekerheid hield zij de deur van haar tuin op slot en mannen ontzegde zij de toegang. De faunen en satyrs hadden er alles voor over om haar voor zich te winnen, maar ze hadden geen schijn van kans. |
|
|
Gentius (2e eeuw v. Chr.), koning van Illyrië, die volgens Dioscorides en Plinius de geneeskrachtige eigenschappen van de (gele) gentiaan (Gentiana lutea) zou hebben ontdekt (hij gebruikte de plant tegen de pest). Dodoens schrijft hierover (Cruijdeboeck, blz. 368): "Gentius Coninck van Illyrien heeft dit cruyt ierst ghevonden ende tot den gebruyck der medecijnen ghebrocht / ende daer om worddet naer sijnen naem Gentiana ghenaempt." In zijn rechterhand draagt Gentius een exemplaar van de gentiaan. |
Methridates (Mithridates VI Eupator, ook wel Dionysius of Mithridates de Grote genoemd, 132-64 v. Chr.), koning van Pontus
Daaronder Methridates (Mithridates VI Eupator, ook wel Dionysius of Mithridates de Grote genoemd, 132-64 v. Chr.), koning van Pontus, die zo bang was dat hij vergiftigd zou worden dat hij zichzelf door middel van kruiden immuun voor vergif maakte en als gevolg daarvan zichzelf, toen hij wilde sterven, niet meer met vergif kon doden. Mithridates heeft vooral bekendheid gekregen vanwege zijn kennis van de kruiden die als tegengif konden dienen bij vergiftigingen. Ook is er het verhaal dat hij voor het eerst de agrimonie (Agrimonia eupatoria) gebruikt zou hebben als remedie tegen leverziekten (de soortnaam 'eupatoria' zou verwijzen naar Mithridates' bijnaam Eupator, wat weldoener betekent). In zijn rechterhand heeft hij een gifbeker. |
Arthemisia (Artemisia), koningin van Karië
Arthemisia (Artemisia), koningin van Karië, echtgenote van koning Mausolus te Halicarnassus, ter ere van wiens nagedachtenis zij het Mausoleum liet bouwen (353 v. Chr.), dat als een van de zeven antieke wereldwonderen gold. Een plantengeslacht van de Composietenfamilie is naar haar vernoemd: Artemisia. In haar linkerhand heeft ze vermoedelijk de plant die naar haar is vernoemd, maar het is niet duidelijk welke soort het is. Volgens de overlevering zou zij zelf veel bijvoet (Artemisia vulgaris) hebben gebruikt. Dodoens zegt er het volgende over: "Dese cruyden (zoo Plinius schrijft) hebben hueren naem naer Arthemisia Coninghinne van Halicarnasso huysvrouwe van Mausolus Coninck van Carien / die dese cruyden vercosen heeft / ende met hueren naem Arthemisia ghenaempt / die te vore Parthenis dat is Virginalis en Maeghdencruyt ghenaempt waren : Som andere segghen dat Arthemisia ghenaempt es naer die Goddinne Diana die Arthemis oock gheheeten wordt / ende dat om dat dit cruyt seer sonderlinghe voor der vrouwen ghebreken es / daer die Heydenisse Dianam overste ende Goddinne af ghemaeckt heeft" (Cruijdeboeck, blz. 22) |
Lysimachus (355-281 v. Chr.), koning van Thracië
Daaronder zien we Lysimachus (355-281 v. Chr.), koning van Thracië en veldheer van Alexander de Grote, die, op instigatie van zijn derde vrouw Arsinoë, zijn zoon Agathocles liet vergiftigen. In zijn linkerhand draagt hij ofwel de plant waarmee hij zijn zoon om het leven bracht (welke is onbekend), ofwel het is een wederik: Lysimachus is de naamgever van het plantengeslacht Lysimachia (wederik), waartoe het penningkruid en de verschillende wederiken (bloedstelpende kruiden) behoren. Dodoens schrijft zelf over de 'oirsaecke zijns naems' het volgende: "Dit cruyt heeft zijnen naem Lysimachion, naer den vromen ende edelen Lysimachus vrint ende neve van Alexander Magnus Coninck van Macedonien / die dit cruyt alder ierst ghevonden ende ghebruyckt heeft / ende den naecomelinghen ghewesen" (Cruijdeboeck, blz. 87). |
De Tuinen der Hesperiden (Hesperidum Horti). De Hesperiden, 'avondmeisjes' of 'dochters van de nacht' ('hespera' is avond in het Grieks), woonden in het verre westen, aan het einde van de wereld, in het land waar de zon ondergaat.
Volgens de bekendste lezing van de mythe was dit het gebied van het huidige Atlasgebergte in Afrika, maar men dacht zich het ook voorbij de Zuilen van Herakles (Gibraltar) of op een eiland in de oceaan. In de Griekse mythologie waren de Hesperiden de zeven (volgens sommigen: vier) dochters van de titan Atlas en Hesperis, volgens anderen dochters van Nyx (de Nacht), of van Phorkys en Keto, of van nog andere oorsprong.
Op de afbeelding zien we drie dames, en het valt niet uit te maken welke van de zeven aan de Hesperiden toegeschreven namen dezen dragen: Aigle, Arethusa, Erytheia, Hesperia, Hestia, Hespera of Hesperusa. Zij zijn genoemd naar hun moeder, of naar de vader van deze, Hesperos.
In een niet ver van het Atlasgebergte gelegen tuin van Hera bewaakten zij een boom (de levensboom, waaraan gouden, eeuwige jeugd schenkende appelen groeiden) die de godin Gaia (de Aarde) uit haar schoot liet voortkomen, om aan Hera, toen deze met Zeus in het huwelijk trad, een kostbaar bruidsgeschenk te geven.
Om die boom nog veiliger te doen bewaken stelde de godin een tweede wachter over haar appelen aan, namelijk de honderdkoppige draak Ladon, een zoon van Typhon en Echidna, die nooit sliep, en door zijn voortdurend gebrul allen die in de nabijheid kwamen, verjoeg.
Alleen de held Herakles kon dit monster aan. Hij versloeg het toen hij door Eurystheus uitgezonden werd om drie van die appelen te halen. Dit was het elfde van de (twaalf) werken van Herakles.
In de literatuur en op afbeeldingen zijn er van deze mythe twee versies: in de ene verslaat Herakles de draak en pakt de appels; in de andere versie vraagt hij Atlas, die toch, met het hemelgewelf op zijn schouders, bij de tuin staat, om de appels te halen terwijl Herakles de last even van hem overneemt.
Op bladzijde 6 van het Cruijdeboeck (ongenummerd, folium 3 verso), na de inleiding, staat een portret van Dodoens, het is dezelfde afbeelding als in De stirpium historia van 1553. Dit is de oudste afbeelding van Dodoens. Hij is afgebeeld in de kledij van geneesheer (van die tijd). In zijn rechterhand houdt hij een tak bloemen, in zijn linkerhand een rol papier (symbool van de wetenschap). De afbeelding vermeldt zijn leeftijd: Remberti Dodonaei Aeta. XXXV. (35 jaar). Daaronder het motto van Dodoens: Virtute ambi. Betekenis: 'Deugd leidt tot verdienste' of 'Deugdzaamheid is lonend'. Daarnaast prijkt zijn wapenschild: twee sterren op azuren veld, een halve maan in de punt en als helmteken een tussen twee uitgespreide vleugels uitkomende leeuw.
1. Het Rijksmuseum in Amsterdam bezit een uniek met de hand ingekleurd exemplaar van het Cruijdeboeck uit 1554, dat in 1948 werd verworven toen de verzameling botanica van dr. H. E. Krelage werd geveild. De echte titel en de deeltitels zijn als ware schilderijtjes ingekleurd. De deeltitels zijn gesigneerd met H(ans) L(iefrinck) (ca. 1520-1573) en zijn naar eigen inzicht van de kunstenaar rijkelijk aangevuld tot 'stillevens', enkele bladen zijn gedateerd 1567. De houtsneden van de planten tussen de tekst zijn heel fraai en natuurgetrouw ingekleurd met waterverf. Ook alle (ruim 500) beginkapitalen zijn met fantasie en veel detaillering ingekleurd.*
2. Een gedeeltelijk ingekleurd exemplaar bevindt zich in de Provinciale Bibliotheek te Leeuwarden. In dit exemplaar zijn de houtsneden van het gehele eerste deel en van een gedeelte van het tweede deel ingekleurd, wat - volgens de woorden in de opdracht aan koningin Maria van Hongarije: "met hueren colueren ende verwen wel ende perfectelyk afgheset" - met alle afbeeldingen het geval moest zijn. De titelprent is niet ingekleurd, van de deeltitels is alleen de eerste gekleurd. De kunstenaar en de datering zijn onbekend.
- * De foto-uitsneden op deze pagina zijn afkomstig van de foto van de beginpagina van dit exemplaar. De foto is uitsluitend bewerkt met het commando AutoLevel in Macromedia Fireworks MX 2004 .
In de collectie van
*Amsterdam: bibl. Rijksmuseum, Rijksprentenkabinet (met de hand ingekleurd exemplaar) *Antwerpen: UB *Brussel: KB *Haarlem: bibl. Teylers Museum *Leeuwarden: prov. bibl. (gedeeltelijk ingekleurd exemplaar) *Leuven: UB *Utrecht: UB *Wageningen: UB, Speciale Collecties.