Twee opmerkelijke koffiesoorten, nieuw voor de wetenschap, in de Plantentuin
Twee nieuwe koffiesoorten uit Kameroen worden ‘beschreven’ door Dr. Piet Stoffelen van de Nationale Plantentuin van België. Hij is op wereldvlak dé koffiespecialist bij uitstek, niet van de drank maar van de plant welteverstaan. Volgens hem hebben deze twee nieuwkomers een economisch potentieel in zich want ze bezitten zeldzame eigenschappen...
Caffeïnevrij en zelfbestuivend
De eerste, de Charrierkoffie (Coffea charrieriana) levert koffiebonen op die van nature geen caffeïne bevatten. Een tweede soort, de Anthonykoffie (Coffea anthonyi) is zelfbestuivend. Beiden plantensoorten vertonen dus kenmerken die interessant zijn voor de koffieteelt. Bovendien is deze laatste soort waarschijnlijk één van de voorvaderen van de arabicakoffie, zo blijkt uit genetisch onderzoek. Beide soorten werden ontdekt tijdens een koffie-expeditie in Kameroen en krijgen nu hun officiële naam en wetenschappelijke beschrijving in een publicatie van Dr. Stoffelen. Hun namen verwijzen respectievelijk naar Dr. André Charrier en Dr. François Anthony, beiden wetenschappers van het ‘Institut de Recherche pour le Développement’ in Montpellier van waaruit de expeditie naar Kameroen ondernomen werd.
Commerciële koffie
Vandaag worden slechts 2 soorten koffie geteeld voor hun bonen. Oorspronkelijk, vanaf het jaar 900, werd alleen de arabicakoffie (Coffea arabica) gebruikt. Naarmate de westerse vraag naar koffie steeg, werd de koffieplant door botanische tuinen meer en meer verspreid. In de verschillende Europese kolonies ontstonden grote koffieplantages. Op het eind van de 19e eeuw importeerde het Brusselse tuinbouwbedrijf ‘L'Horticole Coloniale’ planten van een nieuwe koffiesoort uit Congo. Deze plant, de robustakoffie (Coffea canephora) kan verbouwd worden in het laagland in tegenstelling tot de arabicakoffie en wordt bijgevolg snel op grote schaal geteeld.
Een grote familie
Er zijn nu 103 verschillende wilde koffiesoorten gekend waarvan er 10% door Belgische plantkundigen ontdekt werden. Koffie behoort tot de koffiefamilie (Rubiaceae). Deze plantenfamilie telt meer dan 13.000 plantensoorten waaronder wilde planten van bij ons zoals kleefkruid (Galium aparine) en lievevrouwebedstro (Asperula odorata) of bloeiende kamerplanten als Ixora en Gardenia. Het is de vierde grootste plantenfamilie ter wereld. Al meer dan een eeuw doet de Nationale Plantentuin onderzoek naar deze plantenfamilie. Dit werk leverde al verschillende interessante resultaten op.
De schaduwzijde van koffieplantages
Koffiesoorten komen in de natuur voor in de ondergroei van bossen. Oorspronkelijk werden koffieplantages dan ook aangelegd in de schaduw van bomen die hiervoor werden aangeplant. De vallende bladeren van de bomen verrijken de bodem met organisch materiaal en zo ontstaan de perfecte groeiomstandigheden voor de koffieplanten. In deze plantages worden veel minder insecticiden en herbiciden gebruikt en door de aanwezigheid van bomen slagen verschillende plant- en diersoorten erin om te overleven.
Sinds halfweg de twintigste eeuw worden koffieplantages ook in volle zon aangelegd, de opbrengst ligt hier hoger, alhoewel de koffie van mindere kwaliteit zou zijn. In dergelijk volle- zonplantages worden veel meer pesticiden gebruikt, er dient meer bemest te worden en de risico's op bodemerosie zijn groter. Door de afwezigheid van de schaduwbomen kunnen weinig andere dier- en plantensoorten zich handhaven. Volle-zonplantages hebben een grotere negatieve invloed op de biodiversiteit dan klassieke koffieplantages.
Biodiversiteit is van levensbelang
Op wereldschaal wordt 95 % van de voedselbehoefte van de mensheid gedekt door slechts 30 soorten planten. Dit houdt een enorm risico. De sterk veredelde plantenselecties zijn immers vaak gevoelig aan ziektes en plagen. Ook de koffie-industrie kent dergelijke plagen, zo verwoestte de koffieroestschimmel (Hemileia vastatrix) in de 19e eeuw bijna de volledige Aziatische koffie-industrie.
Wilde verwanten van commercieel gekweekte plantensoorten zijn veel beter bestand tegen dergelijke catastrofes en deze eigenschappen kunnen naar de gekweekte planten overgebracht worden. Het is dus van wezenlijk belang dat we zoveel mogelijk wilde plantensoorten in stand houden. Naast de wilde verwanten van de gekende landbouwgewassen hebben naar schatting meer dan 30.000 plantensoorten een potentieel als oogstgewas. Deze schatkamer van de biodiversiteit is echter weinig gekend. Om aan de voedselbehoefte van de steeds groeiende wereldbevolking te voldoen zal het nodig zijn om naar meer en andere landbouwgewassen te zoeken. Binnen het Plantenrijk schuilen nog onaangeboorde hulpbronnen voor de mensheid. Het mooiste bewijs dat de biodiversiteit nog lang niet al zijn geheimen heeft prijsgegeven, is dat van de 14 gekende wilde koffiesoorten uit Kameroen, er maar liefst 9 pas na 1996 ontdekt zijn. Verschillende hiervan worden reeds gebruikt in veredelingsprogramma’s.
|