Persbericht 23 oktober 2013
Ook nu nog leveren nieuwe rassen van landbouwgewassen steeds hogere opbrengsten
Onderzoek naar de opbrengsten van rassen van wintertarwe, zomergerst, zetmeelaardappelen en suikerbieten die in Nederland tussen 1980 en 2010 door plantenveredelingsbedrijven voor het eerst op de markt zijn gebracht, laat zien dat nieuwe rassen heden ten dage nog steeds meer opbrengen dan hun voorgangers.
Er lijkt dus nog geen maximum bereikt te zijn.
En dat terwijl er wereldwijd vermoed werd dat veel belangrijke gewassen aan hun productie-maximum zouden zitten.
Dat plantenveredeling nog steeds voor productieverhoging kan zorgen, komt naar voren uit recent gepubliceerd onderzoek van Wageningen University, onderdeel van Wageningen UR.
In de praktijk vragen ondernemers, adviseurs en onderzoekers zich wel eens af of plantenveredelaars nu nog wel in staat zijn om de opbrengst te verhogen van gewassen zoals wintertarwe en zetmeelaardappelen.
In de internationale literatuur duiken steeds vaker artikelen op waaruit blijkt dat praktijkopbrengsten in landen waar de productie toch al hoog ligt, nauwelijks meer zouden toenemen.
Bomen groeien niet tot in de hemel, daarom ligt het bereiken van een opbrengstplafond voor de hand.
Dat was voor onderzoekers van Wageningen University reden voor een onderzoek.
Wat een gewas op kan brengen, hangt af van de genetische eigenschappen van het ras, de bodem, het klimaat en de teeltmaatregelen.
De onderzoekers analyseerden rassenproeven die uitgevoerd werden in de periode 1980-2010.
Via een statistische techniek konden de onderzoekers de invloed van weersinvloeden, CO2 gehalte en gewasmanagement, scheiden van het effect van de nieuwe rassen.
Zo ontdekten de onderzoekers dat nieuwe rassen die tussen 1980 en 2010 op de markt kwamen, steeds net iets meer konden opbrengen dan de rassen die al op de markt waren.
Dat gold voor wintertarwe, zomergerst, zetmeelaardappelen en suikerbieten, in mindere mate voor consumptieaardappelen.
Over de onderzochte periode nam de opbrengst van de voor het eerst op de markt verschenen rassen van wintertarwe en zomergerst met ongeveer 1% per jaar toe.
Bert Rijk, onderzoeker plantaardige productiesystemen bij Wageningen University, coördineerde het onderzoek.
Rijk: "Het meest opvallend is het uitblijven van een afvlakking van de opbrengsttoename.
De recente nieuwe rassen zijn nog net zoveel beter als hun voorgangers als het geval was begin jaren tachtig ."
De plantenveredeling zorgt dus nog steeds voor een verhoging van de maximaal haalbare opbrengst.
Maar opbrengsten die in de praktijk gehaald worden nemen in een aantal gevallen minder snel toe of lijken zelfs te stagneren.
Het lukt dus niet goed om de mogelijkheden van de nieuwe rassen volledig te benutten.
Daarmee neemt het zogenaamde opbrengstgat tussen maximaal haalbare en gerealiseerde opbrengst toe.
Het is de vraag waar dat aan ligt: aan het veranderende klimaat, de bodemvruchtbaarheid, de gewijzigde teelthandelingen of aan een combinatie van deze factoren. |