|
|||||||||||||||||||||||||||||||
|
|||||||||||||||||||||||||||||||
Duindoorn - Hippophae rhamnoidesOverzicht van deze plant
De Duindoorn is een karaktervolle plant. De in Azië algemeen voorkomende struik kun je in Nederland aantreffen op aangevoerd zand langs spoorlijnen en opgespoten terreinen. Ook zie je hem wel langs de kust van het IJsselmeer. Maar vooral komt hij, zoals de naam suggereert, voor in de duinen. Daar groeit hij soms alleenstaand, maar vaker in aaneengesloten struwelen, in de strook achter de zeewering. Op de kalkrijke zandbodems ten zuiden van Bergen kunnen ze flinke vormen aannemen, tot wel drie à vier meter hoogte. Bijna boomachtig zijn ze dan. Ten noorden daarvan, in het kalkarme waddendistrict, zijn ze beduidend kleiner van omvang. PioniersplantIn het ontstaan van duinen speelt de Duindoorn een sleutelrol. Biologen hebben een woord voor dergelijke planten: 'pioniers'. Die weten onherbergzame of nieuwe stukken land te koloniseren en voorwaarden te scheppen voor de groei van andere planten. Maar in de kuststrook kan de duindoorn dat niet meteen. Eerst doen andere pioniers hun werk, zoals het Biestarwegras en Helmgras. Die verdragen zelfs het milieu van de zeereep waar de wind langs de benen kan striemen, het zout aan de lippen kleeft en de zon onze huid doet verbranden. Beide planten gedijen goed onder deze omstandigheden en houden met hun lange wortelstokken zand vast dat anders zou verstuiven. Zo ontstaan kleine babyduintjes. Daarna wacht deze planten het lot van alle pioniers: ze komen, vestigen zich en verdwijnen. Deze twee grasachtige planten vormen als het ware een landbrug vanaf de zee. Daarna komen andere pioniers in zicht, waarvan de Duindoorn een van de belangrijkste is. We bevinden ons nu in de strook achter de duinen, waar de elementen nog steeds meedogenloos kunnen zijn. Hier vestigt zich de Duindoorn als eerste houtige gewas in taaie, gedoornde struwelen. Oh, arme wandelaar, die zich door een haag van Duindoorn probeert te wurmen! Niet voor niets heet deze plant duindoorn. Het achtervoegsel 'rhamnoides' van de Latijnse naam duidt hier ook op: rhamnus is doorn. Een stekelige pionier dus. Maar waarom is de duindoorn nu zo'n ideale pionier? Lucht en licht, dat heeft de Duindoorn nodig. Natuurlijk geldt dat voor alle planten, maar voor de Duindoorn wel zeer in het bijzonder. Want de zone achter de eerste duinen is winderig en open. Schaduwen zijn er nauwelijks, hoogstens van een duintop of van de Duindoorn zelf. De zilvergroene, lange en smalle blaadjes laten volop licht door. Bovendien vertakt de struik zich sterk, meestal zo'n vier tot vijf keer per tak. Zo blijft hij als geheel naar het licht uitgespreid. Daar staat hij dan, met de wind om de oren en in de volle zon. En: op een arme bodem, want het duinzand is zeer voedsel- en humusarm. De Duindoorn is voor zijn opbouw vooral op lucht aangewezen, met name op het koolzuurgas daarbinnen dat de basis is voor de stofwisseling (fotosynthese). En die lucht kan ruimschoots naar binnen. Dat zie je aan de bouw van het blad. Waar de meeste landplanten alleen aan de onderzijde openingen (huidmondjes) in het blad hebben, heeft de Duindoorn die aan beide zijden. Met zo'n open structuur dreigt wel een gevaar, zeker in het winderige en aan de zon bloot gestelde milieu: uitdroging. Dit wordt nog eens versterkt doordat duinhellingen moeilijk water kunnen vasthouden. De Duindoorn lost dit dilemma tussen lucht opnemen en verdamping tegengaan subtiel op: aan de bovenzijde van het blad zitten stervormige haren en aan de onderzijde schubjes die het blad zijn witviltige aanzicht geven. Beide structuren creëren om het blad een mini-luchtlaagje dat te veel verdamping tegengaat. Minnaar van de windOok in de voortplanting zie je de innige relatie met de wind terug. De Duindoorn is namelijk tweehuizig, dat wil zeggen, hij verdeelt de mannelijke en vrouwelijk bloemen over twee 'huizen', twee verschillende planten. Dat verklaart ook waarom de bessen niet op alle struiken zitten, maar alleen op de vrouwelijke. Het stuifmeel van de mannelijke bloem komt via de wind bij de vrouwelijke. De bloemen zijn daar helemaal op ingericht. Ze zijn zeer klein, slechts een paar millimeter groot: de dicht op de stengel zittende knoedeltjes zie je zo over het hoofd. Verder zijn ze reukloos; geen insect is erin geïnteresseerd. Tijdens winderig en droog weer, meestal in april en mei, gaan de minuscule bloemblaadjes open en krijgt de wind vat op het stuifmeel van de meeldraden. Landveroveraar die ruimte geeftDe Duindoorn staat als een huis zo stevig, stram en strak in de elementen. De wortels, die tot meer dan een meter diepte kunnen reiken, maken dat mogelijk. Overstoven worden met zand is geen probleem. Integendeel, die overstuiving is juist een impuls voor de wortels om ondergronds te gaan uitlopen. En over wat voor afstanden! Ze kunnen, meestal in zuidelijke richting groeiend, een lengte tot 20 meter bereiken. Maar dan. Wandel je vanaf de zee landinwaarts, dan zie je het aantal Duindoorns gestaag afnemen. Eerst verdwijnen ze als massaal groeiende solisten. In het struweel voegen zich planten als Liguster, Hondsroos, Kardinaalsmuts, Gelderse Roos en Meidoorn. In de oudere, soms metershoge, Duindoornstruwelen kan het binnenin zelfs schemerig en vochtig worden. Paddestoelen en mossen profiteren daarvan. Er ontstaat humus en gaandeweg vestigen er zich andere bewoners, levend van het voedselaanbod waar de Duindoorn juist niets van moet hebben. Het landschap krijgt een bosachtige uitstraling. Als dat het geval is, zul je tevergeefs nog naar een Duindoorn zoeken. Geen spoor in de geschiedenisHet is opvallend dat een plant, met zijn in het oog springende, voedselrijke bessen en zijn markante plek in het landschap, in de geschiedenis zo'n bescheiden rol speelt. Rondom de Duindoorn bestaan weinig verhalen, mythen of folkloristische gebruiken. Toch is dat bij nader inzien wel begrijpelijk. De struik groeit namelijk op zanderige, humusarme bodems. Onvruchtbare bodems dus, die ongeschikt zijn voor de meeste van onze cultuur- en voedingsgewassen. Daarom waren de mensen vroeger niet wezenlijk geïnteresseerd in de duinen. Ze vonden dat een woest, weerbarstig landschap dat ze braak lieten liggen of voor een habbekrats te koop aanboden. Pas in het midden van devorige eeuw, door het werk van de eerste natuurbeschermers als Jac.P. Thijsse, kreeg dit landschap de waarde die we er nu aan toekennen. Daarvoor waren de duinen het domein van de arme lui. En die waren ongeletterd en schreven geen prachtige kruidenboeken. DuynbezieToch zijn er wel wat gegevens. Zo schrijft in de zestiende eeuw de Engelse botanicus William Turner dat arme kustbewoners uit de bessen een saus maken. Over de waarde van de saus meldt hij niets. De Nederlandse botanicus Abraham Munting is wat gedetailleerder als hij spreekt over de 'duynbezie' (bezie is bes), zoals hij de duindoorn noemt. In zijn Nauwkeurige Beschryving der Aardgewassen (Utrecht en Leiden, 1696) staat: 'De bladeren en Vruchten der Duynbezien zijn koud en droog van aart. Verslaan den dorst der Koortsige lieden; drijven ook uyt alle slijmerige en taye vochten. Van het zap dezer Vruchten werd een Verjuys gemaakt, zeer bequaam ten gebruyk in spijzen.' Hier moeten we het mee doen. De Duindoorn, voor zover al bekend bij een groot publiek, bleef weinig populair. Gelukkig bleven sommige excentriekelingen als de Franse schrijver Jean Jacques Rousseau (1712-1778) de vrucht nog op haar juiste (voedings)waarde schatten. Maar toen Rousseau tijdens een wandeling een handvol bessen in zijn mond stopte, keken zijn vrienden ontzet toe. Want in die tijd wisten de meeste mensen niet beter of de Duindoorn was giftig. En zelfs Jac.P. Thijsse besteedt in zijn Verkade-album Blonde duinen uit 1910 weinig aandacht aan de plant. Eerder met tegenzin, zo lijkt het: 'Des te mooier zijn de kruipwilgjes die in bloei staan,' zegt hij, nadat hij eerst de onooglijke duindoornbloempjes heeft beschreven. Tot in onze tijd kun je negatieve opmerkingen over de Duindoorn horen. Grote rijkdommenOnbekend maakt onbemind: en dat is onterecht. Want de bessen, met hun wrang-zure smaak, herbergen een grote rijkdom: zure, licht laxerende stoffen, vitamine A, B1, B2 en E. Vooral het gehalte aan vitamine C in de bessen, maar ook in de bladeren, is onovertroffen, zelfs vele malen hoger dan dat in zuidvruchten als sinaasappel en citroen. Overigens verschillen de bessen in hun gehalte aan vitamine C. Het hoogste gehalte hebben die uit de Alpen, waar de Duindoorn ook weer als pionier voorkomt. Het zijn dan ook de bessen uit deze streken die voor de productie van sap en elixer worden gebruikt. Opvallend is dat het gehalte vitamine C tijdens zonrijke jaren sterk toeneemt. Ook hier weer blijkt de sterke relatie van de Duindoorn met het licht. Met de bessen neem je dus als het ware een beetje 'licht' mee naar binnen. Pluk de bessen dus gerust van de struiken. De arme lui wisten dat al, bij gebrek aan beter of uit intuïtie, maar wie het al langer wisten, dat zijn de dieren... Aangeschoten kramsvogelsEen najaarswandeling in de duinen, zo'n beetje tegen de winter aan: de Duindoornstruiken vallen op in het kale landschap. De oranjegele, soms wittige dan weer koraalrode bessen springen in het wat sombere landschap direct in het oog. Tijdens zo'n wandeling kan het gebeuren dat een troep schichtige vogels voor je opvliegt: kramsvogels! Prachtige, lijsterachtige beesten met roodbruine rug en grijze kop. Ze maken van die gezellige, kwebbelende geluiden. Tijdens invallende kou trekken ze vanuit het noorden massaal zuidwaarts waarbij ze vooral onze kuststrook aandoen. Dan doen ze zich uitgebreid te goed aan de Duindoornbessen. Soms leidt dat tot komische situaties. Want als de bessen lang aan de struik zitten, gaan ze gisten en ontstaat er binnenin alcohol. Dan kan het gebeuren dat je aangeschoten kramsvogels tegenkomt die gammel op de poten staan en soms even niet kunnen vliegen. Riskant, want ze zijn dan een gemakkelijke prooi voor vossen. Overigens zijn die vossen ook dol op de bessen. In de winter kun je bij de Duindoorns oranje gekleurde vossenkeutels aantreffen. Ook vinkachtige vogels, zoals de groenling, eten graag van de bessen. Opvallend is dat deze dieren het vruchtvlees negeren. Zij hebben een voorkeur voor de nootjes die binnenin de bessen zitten. Als je aan een Duindoornstruik alleen nog de huid van de bessen ziet hangen, dan weet je bijna zeker dat deze vogels langs zijn gekomen en niet de kramsvogels of de kraaien en spreeuwen, want die vreten de hele bes op. De Duindoorn profiteert van al deze vraatzucht: het maagsap doet de nootachtige kiem van de bessen beter ontkiemen. Bovendien vliegen vogels ver, dus kan de Duindoorn zich ook elders vestigen. Duindoornboorvlieg en galmijtZo heeft de Duindoorn een veelzijdige relatie met de dierenwereld. Kennelijk heeft de plant aan de dieren veel te bieden. Neem bijvoorbeeld de larve van de duindoornboorvlieg die zich in de bessen nestelt. Het is een klein, groen vliegje met zwarte dwarsbanden op de vleugels dat pas in 1958 werd ontdekt en alleen in Nederland voorkomt. Soms zie je ook zwellingen van zo'n halve centimeter op het blad. Dat zijn de gallen van de galmijt. En in het voorjaar kun je Duindoorns aantreffen die volkomen overwoekerd zijn door de rupsen van de bastaardsatijnvlinder, een witte vlinder die honderden eitjes kan leggen. De rupsen kruipen in augustus uit de eitjes en overwinteren door zich in te spinnen. In het voorjaar komen ze tot leven en krioelen over de struiken die zich daar overigens goed van herstellen. Sommige mensen zijn allergisch voor de rupsen. Dat hoeft de jamliefhebbers niet af te schrikken, want in de herfst zijn ze al weer weg. Maar wacht ook weer niet te lang met het plukken van de bessen, want anders krijg je geen jam maar duindoornwijn. DuindoornjamPluk niet al te rijpe duindoornbessen, het liefst die uit augustus en september. Voeg suiker en geleermiddel in de juiste verhouding toe. Een paar minuten koken, in de potjes gieten, en klaar! Zo maak je een gezonde jam met een unieke smaak. Maar zo simpel is het niet. Het plukken van de bessen is namelijk een zeer bewerkelijke klus. Ze zitten dicht op en stevig aan de takken verankerd. Heb je er eindelijk één te pakken dan is de kans groot dat die tijdens het plukken knapt. Een schaartje is een onontbeerlijk hulpmiddel. En handschoenen, want de houtige doorns zijn venijnig scherp. Op deze wijze plukken zou de grootschalige productie van duindoornsap- en elixer onbetaalbaar maken. Voor dat doel worden de struiken daarom behoedzaam gesnoeid, het sap uit de besdragende takken geperst, gepasteuriseerd en zonder kunstmatige toevoegingen verwerkt. R. van der Hoeden bewerkte tekst uit Flora's Kus met toestemming van Weleda Zie ook https://www.weleda.nl/100-natuurlijk/onze-plantenwereld/onze-hoofdplanten/duindoorn |